32891 |
daverwaat |
daverwaat:
dǭvǝrwāt (Q117a Waubach)
|
Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.]
I-3
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
absolutie geave (Q117a Waubach),
absolveren (<lat.):
absolvere (Q117a Waubach)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23256 |
de avond luiden |
avond luiden:
ovvend (Q117a Waubach),
de avondsklok luiden:
t loet de ovvendsklok (Q117a Waubach)
|
Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18898 |
de baas spelen |
regeren:
regere (Q117a Waubach)
|
de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
naar de christenleer rijden:
nao de kristelieër rieë (Q117a Waubach),
op de christenleer rijden:
op de kristelieër rieë (Q117a Waubach)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23892 |
de catechismusles verzuimen |
de christenleer verplenken:
de kristelieër verplenke (Q117a Waubach)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24052 |
de communie brengen aan een zieke |
communie (<lat.) brengen:
kommunie bringe (Q117a Waubach),
onze heer god brengen:
ozze herrgott bringe (Q117a Waubach)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20445 |
de dode naar de kerk brengen |
het lijk naar de kerk brengen:
dn kirk of gn kirk, onduidelijk
t lieëk noa dn kirk bringe (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23471 |
de doodsklok luiden |
overluiden:
üvverlōēwe (Q117a Waubach)
|
Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20395 |
de echtelijke staat |
ehestand (du.):
ieësjtand (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
getrouwd leven, het -:
getrowd leave (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)]
III-2-2
|