e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogdoek, theedoek droogdoek: druegdook (Waubach), schotelsplag: sjóttelsplak (Waubach), spoeldoek: sjpeuldook (Waubach) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogrek tobbenrek: tǫbǝręk (Waubach) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
droogstaan droogstaan: dryxštǭ (Waubach) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogzolder droogzolder: drȳxzøldǝr (Waubach) De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c] II-1
dropwater lakritswater: lakrits-water (Waubach) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): naat (Waubach, ... ), nat koud: naatkoat (Waubach), regenerig: reënerig (Waubach), smiesweer: sjmīēsweer (Waubach), smiezelig weer: sjmīēzelig weer (Waubach), vochtig (weer): vugtig weer (Waubach, ... ) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
drukken duwen: dujje (Waubach) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukkooitje kooitje: kooitje (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Een uit kruiselings op elkaar bevestigde halfhouten of dunne rondhouten vervaardigd kooitje. Drukkooitjes worden op de kappen van starre ondersteuningen geplaatst om de eerste druk van het dakgesteente op te vangen. Op de Domaniale mijn had een drukkooitje volgens een invuller uit Q 121 een afmeting van 40 bij 40 centimeter. Het was samengesteld uit houten paaltjes van ongeveer 5 centimeter doorsnede. [N 95, 324; monogr.] II-5
drukte maken bohei (rh.) maken: behij make (Waubach) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4
drukte, gedoe omstand: umsjtant (Waubach) een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] III-1-4