e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedenken; gedachtenis gedenken: gedinke (Waubach) terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: gedup weëde (Waubach), gedupt wöäde (Waubach) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3
gedrongen postuur fors: hèè is forsj (Waubach), fors van postuur: hèè is forsj va pestuur (Waubach) gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] III-1-1
gedurige aanbidding eeuwige aanbidding: ewige aanbidding (Waubach) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee gewillig: gewillig (Waubach), zacht: zach (Waubach) blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] III-1-4
geelgors geelgors: gee.lguusj (Waubach) geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
geelzucht geel verf: geel verf (Waubach) Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
geen rust hebben onruhig (< du.) zijn: onrujjig zieë (Waubach) geen rust hebben [N 85 (1981)] III-1-4
geerakker scheut: šȳ.t (Waubach), scheuten: šȳtǝ (Waubach) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geestelijke geestelijke: geestelijke (Waubach) Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)] III-3-3