e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gif gif: gif (Waubach), vergif: vergif (Waubach) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gispen, geselen kletsen: klietsje (Waubach) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist heffe: hø̜fǝ (Waubach), hɛfǝ (Waubach) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glacé glac (fr.): glaçees (Waubach) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glad (Waubach, ... ) glad [DC 39 (1965)] III-4-4
gladde ijzerdraad draad: drǭt (Waubach) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glansverf glansverf: glans˲[verf] (Waubach) Verf die na droging een glanzend oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19b; monogr.] II-9
glas in lood glas in lood: glās˱ e lū.t (Waubach) Samenstel van kleine, gekleurde ruitjes van gebrand glas, die in H-vormige loden roeden zijn gevat. Bij het aanbrengen van glas in lood worden de roeden zo ver als nodig uiteengebogen om het glas erin te plaatsen. Vervolgens worden ze weer aangedrukt en aan de hoeken en kruisingen aan elkaar gesoldeerd. [N 67, 89l; monogr.] II-9
glas snijden glas snijden: glās šnijǝ (Waubach) Glas op maat snijden met behulp van een glassnijder. Zie ook het lemma 'Glassnijder'. [N 67, 90b] II-9
glas-in-loodraam beschilderde venster: besjilderde vinster (Waubach), glas-in-lood: glaas-i-loeëd (Waubach) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3