23673 |
avondtriduüm |
avondtridum:
ovvendtriduüm (Q117a Waubach),
tridum (<lat.):
triduüm (Q117a Waubach)
|
Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24061 |
avondwake |
dodenwacht:
doeëdewach (Q117a Waubach)
|
De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20546 |
azijn |
essig:
essig (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach,
Q117a Waubach)
|
azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
de baan slaan:
baan sjloa (Q117a Waubach),
glitsen:
glietsje (Q117a Waubach),
roetsjen:
ròètsje (Q117a Waubach)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
baat (Q117a Waubach),
granen:
grānǝ (Q117a Waubach)
|
baard [DC 01 (1931)] || De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131]
I-4, III-1-1
|
17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
baarmodder (Q117a Waubach),
baarmoeder (Q117a Waubach)
|
baarmoeder [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34484 |
baarmoeder van de kip |
eierstok:
ęi̯ǝrštǫk (Q117a Waubach)
|
Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57]
I-12
|
34113 |
baarmoeder van de koe |
dracht:
drāx (Q117a Waubach)
|
[N 3A, 48; A 48A, 47a]
I-11
|
24298 |
baars |
baars:
baars (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
baars. Wat is de naam van de baars (percfa fluviatilis), een roofvis in onze rivieren, van ongever 30 ? 40 cm lang, met strepen op zijn rug en een sterk ontwikkelde rugvin? [N102 (1998)]
III-4-2
|
20551 |
babbelaar |
suiker-bol:
zuckerbol (Q117a Waubach)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|