e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opzichter van de luchtverversing loftstijger: lofštīgǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Willem-Sophia]) De persoon die zorgt voor de circulatie en verdeling van verse lucht in de mijn; tevens controleert hij de vochtigheidsgraad van de lucht en de aanwezigheid van mijngas. [N 95, 135; monogr.] II-5
opzichterskamer opzichtersboede: ǫpzextǝrsbuǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Ruimte waar de opzichters voor en na de dienst bereikbaar zijn voor besprekingen en het schrijven van materiaalbonnen, het invullen van dienstenlijsten, etc. Op de Domaniale mijn had iedere opzichter zijn eigen loket. [N 95, 27; div.] II-5
ordenen, rangschikken schikken: sjikke (Waubach) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
organist organist: organis (Waubach), orgelspeler: inne órgelsjpieëler (Waubach) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel orgel: dr urgel (Waubach), orgeldrieever (Waubach), òrgel (Waubach) Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] || Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2, III-3-3
orgel spelen op de orgel spelen: op dr orgel sjpieële (Waubach), orgelen: órgele (Waubach) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgeldraaier orgeldraaier: orgeldrieever (Waubach), pijpenterger: pīēpeterger (Waubach) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] || Organist. III-3-2
orgelpijpen orgelspijpen: örgelspiêpe (Waubach), pijpen: pīēpe (Waubach) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
orgeltrapper orgeltreder: orgeltreëner (Waubach) De orgeltrapper, orgeltreder, die al pompend of tredend de blaasbalg van het orgel met lucht vulde [örgeltrèèjer, balketrèëner, herrejotswinkmecher?]. [N 96B (1989)] III-3-3
ortolaan ortolaan: ortolaan (Waubach), ortoolaam (Waubach) ortolaan || ortolaan (16,5 alleen geel keeltje en oogrand; alleen s zomers; op droge gronden bij roggevelden; zeldzaam op trek; roep [tieuu] en [tk]; zang lijkt op geelgors [015], alleen wiebelt elke toon [tiu-tiu-tiu...tio] [N 09 (1961)] III-4-1