e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ovenvloer haard: hē̜t (Waubach) De ovenvloer waarop het brood wordt gebakken. Een aantal woordtypen duidt op het materiaal waarvan de vloer is gemaakt. [N 29, 4a; monogr.] II-1
overall overall: yvǝral (Waubach), ȳvǝral (Waubach), overall (eng.): uuveral (Waubach) overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)] || Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.] || Uit één stuk vervaardigd werkpak van witte katoen dat de schilder ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 67, 100c] II-9, III-1-3
overdragen over tijd gaan: over tijd gaan (Waubach) Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44] I-11
overdreven harde werkers akkoordverdervers: akōrtvǝrdɛrvǝrs (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), kuilhoeren: kulh˙ōrǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Te hard werken werd door de collega''s lang niet altijd gewaardeerd. Dat blijkt uit de meeste woordtypen in dit lemma. [N 95, 912] II-5
overgordijn gordijn: gərdī.n (Waubach) gordijn III-2-1
overgronden, voorlakken overgronden: yǝvǝrgrondǝ (Waubach) Een tweede grondverflaag aanbrengen op het geschuurde en geplamuurde oppervlak. [N 67, 72c] II-9
overgrootvader overbestevader: üverbestevadder (Waubach) overgrootvader III-2-2
overhemd overhemd: uuvverhőme (Waubach) overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
overhoef overhoef: ȳvǝrhō.f (Waubach) Verdikking van het kroonbeen boven de hoef. De knobbels op de kroonrand kunnen het gevolg zijn van eigen kroonbetrappeling, verstuiking en misstappen op een oneffen boden, of door betrappeling van andere paarden, vooral bij het draaien op het veld. Als deze beenwoekering groot van omvang is, wordt het kroongewricht stijf en gaat het paard kreupel. Zie afbeelding 14. [N 8, 90m] I-9
overhoeks eggen overkant [eggen]: ȳvǝrkaŋk (Waubach) Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.] I-2