19259 |
bevel |
bevel:
bevel (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bevelen:
beveële (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudsen:
šøtsǝ (Q117a Waubach),
razelen:
rāzǝlǝ (Q117a Waubach)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
24545 |
bevertjes |
trommelgras:
Veldeke trilgras
troemmelgraas (Q117a Waubach)
|
trilgras [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
krotenstal:
krūtǝštal (Q117a Waubach)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
bijeenslaan:
bejēšloa (Q117a Waubach),
doorslaan:
dørxšloa (Q117a Waubach),
droogkloppen:
drȳ.x klǫpǝ (Q117a Waubach),
pletten:
plɛtǝ (Q117a Waubach)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wieroke (Q117a Waubach, ...
Q117a Waubach)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
wolken:
de wòlke (Q117a Waubach)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
de lucht is toe:
de lòch is tow, me ziet ging sjterre (Q117a Waubach)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
27622 |
bewust verzuimen |
bommelen:
bu.mǝlǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Wilhelmina, Domaniale]),
een blauwe maken:
eŋ blaw mākǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Wilhelmina])
|
Zonder wettige redenen of zonder vooraf aangevraagd verlof niet werken. [N 95, 916: N 95, 915; monogr.; Vwo 823]
II-5
|