| 28208 |
stof binden |
zout strooien:
zǭt štrø̄ǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Stof kan heel makkelijk opdwarrelen bijvoorbeeld tijdens het personenverkeer. Om dit te verhinderen besproeit men steengangen, galerijen en laadplaatsen. Daarnaast wordt op daarvoor in aanmerking komende plaatsen een laagje calciumchloride op de vloer gestrooid (MBK IV pag. 60). De calciumchloridevlokken nemen water uit de ventilatielucht op, vervloeien en houden de vloer en het zich daarop bevindende stof vochtig, zodat het niet meer kan opdwarrelen. [N 95, 772]
II-5
|
| 19659 |
stofblik |
drekschup:
drekschup (Q117a Waubach),
drekschupje:
dreksjupke (Q117a Waubach),
schupje:
sjupke (Q117a Waubach),
troffel:
troeffel en kwispel (Q117a Waubach),
troffeltje:
tröffelke (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 27819 |
stofbrij |
slover:
šlūvǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
steenslam:
štēšlām (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Boorstof dat bij het boren met waterspoeling zich met het spoelwater bindt tot een brij. [N 95, 780]
II-5
|
| 27542 |
stofbril |
stofbril:
stofbril (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Wanneer men werkzaamheden verricht waarbij de kans bestaat dat men iets in het oog krijgt, is een stofbril of veiligheidsbril voorgeschreven. Zulke werkzaamheden zijn o.a. slopen, slijpen, blazend vullen en schoonblazen met perslucht. [N 95, 886]
II-5
|
| 18357 |
stoffen pantoffel |
slob:
sjloebe (Q117a Waubach)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 28203 |
stofgrendel, stofbarriere |
stubgrendel:
štøpgrɛndǝl (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Willem-Sophia]),
stubgrendelvloer:
štøpgrɛndǝlvlu.ǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Zwartberg, Eisden]),
stubvloer:
štøpvlu.ǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Eisden])
|
Een aantal omklapbare planken, bevestigd aan de kappen van de ondersteuning van een mijngang, waarop een hoeveelheid steenstof of mergelstof is aangebracht. In geval van een mijngas- of kolenstofontploffīng worden de steenstofgrendels door de luchtdruk omvergeworpen en het steenstof, dat dan naar beneden valt en opdwarrelt, vormt een stof gordijn waarin de steekvlam, die achter de luchtdruk aankomt, wordt verstikt. [N 95, 238; N 95, 239; monogr.]
II-5
|
| 30654 |
stofkwast |
stofkwast:
štǫfkwās (Q117a Waubach)
|
Handvegertje om het te schilderen oppervlak stofvrij te maken. [N 67, 43b]
II-9
|
| 27651 |
stoflonglijder |
stublijder:
štøpliǝr (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Mijnwerker die lijdt aan stoflongen of silicose. [N 95, 963]
II-5
|
| 28210 |
stofmasker |
stubmaske:
štøpmaskǝ (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774]
II-5
|
| 28202 |
stofontploffing |
stubslag:
štøpšlāx (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Explosie van een mengsel van kolenstof en lucht. De invuller uit Q 15 merkt op dat een kolenstofexplosie niet spontaan gebeurde, maar werd veroorzaakt of veroorzaakt kon worden door een voorafgaande ontploffing, hetzij een mijngasontploffing, hetzij een niet goed uitgevoerde ontploffing van springstof of dynamiet. [N 95, 233]
II-5
|