17718 |
voorhuid |
kop:
kop (Q117a Waubach),
vel:
vel (Q117a Waubach)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33799 |
voorknie |
knie:
knei̯ (Q117a Waubach)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
28009 |
voorman, ploegbaas |
voorman:
vyǝrmān (Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Maurits])
|
Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234]
II-5
|
18889 |
voornemen |
plan:
plaan (Q117a Waubach)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
vuurnumme (Q117a Waubach),
vorsatz (du.):
vuurzats (Q117a Waubach)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
plannen:
plane (Q117a Waubach)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
duikelen:
duikele (Q117a Waubach)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalbenen:
štalbīn (Q117a Waubach)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
vuërroad (Q117a Waubach)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32643 |
voorschaar |
belkschaar:
bęlǝk[schaar] (Q117a Waubach),
voorschaar:
vȳǝr[schaar] (Q117a Waubach)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|