18842 |
zich verwonderen |
verwonderd zijn:
verwongerd zieë (Q117a Waubach),
verwonderen:
verwondere (Q117a Waubach)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
warm inpakken:
zich werm i-pakke (Q117a Waubach)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenklich (Q117a Waubach)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
spitaal:
spetaal (Q117a Waubach)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
lantaarn (<fr.):
lanteare (Q117a Waubach)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
zuster:
zuster (Q117a Waubach)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
krankte:
krenkde (Q117a Waubach)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
de zieël (Q117a Waubach),
zieël (Q117a Waubach)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23617 |
zielboek |
dodenlijst:
doeëdelieës (Q117a Waubach)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23908 |
zielenheil |
zielenheil:
zieëleheil (Q117a Waubach)
|
Het zieleheil. [N 96D (1989)]
III-3-3
|