e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Waubach

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich verwonderen verwonderd zijn: verwongerd zieë (Waubach), verwonderen: verwondere (Waubach) verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich warm aankleden warm inpakken: zich werm i-pakke (Waubach) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3
ziekelijk krankelijk: krenklich (Waubach) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekenhuis spitaal: spetaal (Waubach) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekenlantaarn lantaarn (<fr.): lanteare (Waubach) De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekenzuster zuster: zuster (Waubach) Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekte krankte: krenkde (Waubach) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
ziel ziel: de zieël (Waubach), zieël (Waubach) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] III-3-3
zielboek dodenlijst: doeëdelieës (Waubach) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zielenheil zielenheil: zieëleheil (Waubach) Het zieleheil. [N 96D (1989)] III-3-3