24291 |
zwartkop |
grasmuk:
graasmuk (Q117a Waubach),
groa.smuk (Q117a Waubach)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19541 |
zwavelstok |
zwegelstek:
sjweegelsjtek (Q117a Waubach)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
zwavel:
sjwavel (Q117a Waubach)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (Q117a Waubach)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
zweer:
zjweer (Q117a Waubach)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
sjweet (Q117a Waubach)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
luchtblaas:
Veldeke
lofbloas (Q117a Waubach)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
schwumme (Q117a Waubach),
sjwèmme (Q117a Waubach),
sjwɛmə (Q117a Waubach)
|
zwemmen [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
kraaistenen:
kręjšteŋ (Q117a Waubach
[(enkelvoud: kręjštē)]
),
sintelstenen:
sentǝlštē (Q117a Waubach
[(enkelvoud: sentǝlštē)]
)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
enkel warshout:
eŋkǝl wēǝšhōt (Q117a Waubach),
warselen:
wē ̞ǝšǝlǝ (Q117a Waubach)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|