id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25186 | rijp, rijmx | rouwvrost: rauwvros (Welkenraedt) | rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] III-4-4 |
33509 | rijshout, bonenstaak | bonenstek: bonnestek (Welkenraedt), erwtenrijs: erteries (Welkenraedt) | [ZND 23 (1937)]Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)] I-7 |
33582 | ringen, randen verwijderen van peulvruchten | leuten: leute (Welkenraedt), vimmen: vēͅmə (Welkenraedt), vämə (Welkenraedt) | [ZND 01u (1924)] I-7 |
21214 | riool | riool: riool (Welkenraedt) | Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)] III-3-1 |
33478 | rode aalbes | rode biemelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4 ruə bimələ (Welkenraedt), rode wiemelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4 roewe wimele (Welkenraedt) | rode aalbes [ZND 01 (1922)] I-7 |
33231 | rode biet | karoot: kǝrūǝt (Welkenraedt) | Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5 |
22755 | roep bij verstoppertje spelen | komme: komme (Welkenraedt) | Wat roepen de kinderen als ze verborgen zijn? [ZND 06 (1924)] III-3-2 |
25088 | roest | roest: roos (Welkenraedt) | roest [ZND 06 (1924)] III-4-4 |
20760 | roggebrood | paardenbrood: pēͅətəbruət (Welkenraedt), roggebrood: røgəbrūət (Welkenraedt), zwart brood: šuat brūət (Welkenraedt) | zwart brood [ZND 01u (1924)] III-2-3 |
18284 | rok: algemeen | schorts: Van Dale (DN): Schurz, 1. schort(je), voorschoot; - 2. lendendoek, schort. šəts (Welkenraedt) | rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] III-1-3 |