21598 |
mompelen |
brommen:
brŏeme (Q278p Welkenraedt),
knoteren:
knotərə (Q278p Welkenraedt)
|
Hoe noemt men binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
17758 |
mond |
mond:
mo.nt (Q278p Welkenraedt)
|
mond [RND]
III-1-1
|
21263 |
motor |
motoor:
moto:ər (Q278p Welkenraedt)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25664 |
mout |
malt:
malts (Q278p Welkenraedt)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
20598 |
muik |
versteek:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51 (gebruik bestaat niet)
vərštēͅək (Q278p Welkenraedt)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
17872 |
muilpeer |
dadel, enz.):
klat (Q278p Welkenraedt)
|
een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
18418 |
muts: algemeen |
kalot (<fr.):
kalot (Q278p Welkenraedt),
kap:
kap (Q278p Welkenraedt),
muts:
Bérêt.
møtš (Q278p Welkenraedt)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (Q278p Welkenraedt)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
24506 |
muurbloem |
steenviool:
-
steenviolen (Q278p Welkenraedt),
stefiuələ (Q278p Welkenraedt)
|
muurbloem
III-4-3
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (Q278p Welkenraedt)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|