20581 |
ontbijt |
caf, de -:
kafe (Q278p Welkenraedt)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mās kuu̯ (Q278p Welkenraedt)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
20557 |
ooft |
snitselen:
šnètsələ (Q278p Welkenraedt)
|
hoe heet een appel (soms appelschijf) die platgedrukt en in de oven gedroogd is [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
o.wə (Q278p Welkenraedt)
|
ogen [RND]
III-1-1
|
33486 |
oogstappel |
augustappel:
augousäppel (Q278p Welkenraedt),
oogstappel:
ōgsapəl (Q278p Welkenraedt)
|
[ZND 10 (1925)]
I-7
|
20356 |
oom |
nonk:
nóngk (Q278p Welkenraedt),
nónk (Q278p Welkenraedt)
|
oom [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
u.ərən (Q278p Welkenraedt)
|
oren [RND]
III-1-1
|
17873 |
oorveeg |
dadel, enz.):
oervie (Q278p Welkenraedt),
oervige (Q278p Welkenraedt),
ūərviə (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
25229 |
oostenwind |
ven= fagnes:
veͅnweͅnk (Q278p Welkenraedt)
|
oosterwind [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
23198 |
op bedevaart gaan |
een bidweg houden:
nə bitwɛch hauwə (Q278p Welkenraedt),
een bidweg maken:
we jeund ene bédwĕg make (Q278p Welkenraedt)
|
We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|