24364 |
pissebed |
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wēl veͅrəkə (Q278p Welkenraedt)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kéjn (Q278p Welkenraedt)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kean (Q278p Welkenraedt),
kēju (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)]
I-7
|
19470 |
plafond |
plafond:
plafǫŋ (Q278p Welkenraedt)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
32726 |
ploegvoor |
voor:
vō ̝ǝr (Q278p Welkenraedt)
|
Onder ploegvoor wordt verstaan de lange, rechte geul die telkens ontstaat wanneer de ploeg een strook aarde lossnijdt en naar links of naar rechts omkeert: de open voor dus tussen het reeds geploegde en het nog te ploegen deel van de akker in. Vaak worden de ploeggeul en de daaruit afkomstige, omgekeerde aarde als één geheel gezien. Het woord voor of voord is derhalve niet alleen op de open voor van toepassing, maar meestal ook op de daaruit opgeploegde reep aarde ernaast (zie het volgende lemma). De termen ploegvoor, akkervoor en bouwvoor, die voor de betrokken plaatsen - meestal naast voor - werden opgegeven n.a.v. N 11, 58 "de gewone voor die bij het ploegen telkens ontstaat", zijn misschien ook of eerder op te vatten als benaming voor de regelmatig, geploegde bovenlaag van de akker (zie het lemma bouwvoor). Opgaven waarmee een greppel of een vaste, als loop- of als afwateringsgeul gebruikte voor bedoeld wordt, zijn in dit lemma niet opgenomen. [N 11, 58; N 11A, 129d; N P, 11a; JG 1a + 1b; A 18, 1a; L 8, 63; L 24, 27; S 41; Wi 4 + 15; GV, Ml; div.; monogr.]
I-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
potlēəpəl (Q278p Welkenraedt),
potlīəpəl (Q278p Welkenraedt)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pǭǝt (Q278p Welkenraedt)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
22660 |
poppenspel |
marionettentheater:
Karte 353.
Marionettentheater (Q278p Welkenraedt)
|
Puppentheater.
III-3-2
|
19838 |
portaal |
portaal:
voorportaal
portōͅl (Q278p Welkenraedt)
|
portaal [ZND m]
III-2-1
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
Karte 74.
porte(-)feuille (Q278p Welkenraedt)
|
Brieftasche
III-3-1
|