21421 |
stelen |
klauwen:
klauwə (Q278p Welkenraedt),
stelen:
štēͅlə (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] || stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21422 |
stelen, scheefslaan |
mopsen (du.):
Van Dale (DN): mopsen, I.1. gappen, jatten, pikken.
møpsə (Q278p Welkenraedt),
stritsen:
oorspr. invoer: ßtibits\\
šchtritsə (Q278p Welkenraedt)
|
Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
chomeren (<fr.):
Karte 422
chôm(i)eren (Q278p Welkenraedt),
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q278p Welkenraedt)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
25195 |
sterx |
ster:
stêr (Q278p Welkenraedt)
|
ster [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
steefkengər (Q278p Welkenraedt)
|
stiefkinderen [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
steefmodder (Q278p Welkenraedt),
štēfmodər (Q278p Welkenraedt)
|
stiefmoeder [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
steefvadder (Q278p Welkenraedt),
štèffadər (Q278p Welkenraedt)
|
stiefvader [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
heimlich (du.):
hemlich (Q278p Welkenraedt),
ook materiaal znd 1u, 65
hemliÙx (Q278p Welkenraedt),
stil:
stel (Q278p Welkenraedt),
ook materiaal znd 1u, 65
stel (Q278p Welkenraedt),
verstolen:
vərštōͅlə (Q278p Welkenraedt),
ook materiaal znd 1u, 65
vərštoͅlə (Q278p Welkenraedt)
|
geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
stier:
stēr (Q278p Welkenraedt),
štēr (Q278p Welkenraedt),
štīr (Q278p Welkenraedt)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19641 |
stijfsel |
stijfsel:
samen met znd 7, 48
štīfsəl (Q278p Welkenraedt)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|