17770 |
nagel |
nagel:
nagel (L213p Well, ...
L213p Well)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
kruitnagel:
kruudnägel (L213p Well),
nagelbloem:
nagelbloem (L213p Well, ...
L213p Well)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
31589 |
nagelijzer |
nagelenijzer:
nɛ̄gǝlīzǝr (L213p Well)
|
Stuk ijzer met ronde en vierkante gaten van verschillende afmetingen, waarin men de pinnen van de nagels plaatst om er een kop aan te slaan. Het nagelijzer wordt ook gebruikt voor het vormen van de koppen aan klinknagels. Zie ook afb. 217. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het ɛklinknagelijzerɛ geslagen, waardoor er een kop op kwam. In L 329 werd het van verschillende ronde, vierkante en platte gaten van verschillende afmetingen voorziene nagelijzer boven het schroodgat van het aambeeld gelegd. De klinknagel werd vervolgens in één van deze gaten geplaatst. Door met een hamer op de voorgestuikte kop van de klinknagel te slaan nam deze de vorm aan van het betreffende gat. De kop werd afgewerkt met een ɛdopperɛ Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdopperɛ.' [N 33, 292; N 33, 332; N 66, 19]
II-11
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
nahooi:
nǫhø̜i̯ (L213p Well)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25012 |
nauw, eng |
nauw:
nouw (L213p Well)
|
nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
secure kerel:
ənə səkūūrə kél (L213p Well),
secuur werkje:
səkūūr wérrəkskə (L213p Well)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L213p Well)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
nēf (L213p Well),
neen
naef (L213p Well)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
nete (L213p Well)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negenoog (L213p Well)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)]
III-1-2
|