33291 |
onkruid, algemeen |
onkruid:
onkryt (L213p Well)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
19267 |
onnozel persoon |
uilskuiken:
uulskuke (L213p Well)
|
uilskuiken [SGV (1914)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
Onnoezele kiender (L213p Well)
|
Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22849 |
onpaar |
omp:
oomp (L213p Well)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
gruun oaft (L213p Well)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
gruun (L213p Well)
|
onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
landbouw bevolking Bij burgerij 7 uur
koffiedrinken (L213p Well),
morgenkoffie, de -:
mergekoffie (L213p Well)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
34151 |
onvruchtbare koe |
guste koe:
gøstǝ ku (L213p Well)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
donderbui:
doondrbuuj (L213p Well),
schoer:
schōēr (L213p Well, ...
L213p Well)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17592 |
oog |
oog:
oeweg (L213p Well),
oowg (L213p Well, ...
L213p Well),
u.wəgə (L213p Well)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|