e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poel, plas poel: pūūl (Well) poelen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
poelie poelie: puli (Well) Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.] II-11
poken rakelen: rōͅkələ (Well) poken [SGV (1914)] III-2-1
pols pols: pols (Well), pŏls (Well) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
ponsbed ponsgat: põ̜ns˲gat (Well) IJzeren of stalen onderlaag die dient als ondersteuning van het te ponsen plaatmateriaal. In het ponsbed zijn uithollingen aangebracht waarin de ponsnippel precies passend terecht komt. Zie ook afb. 134. [N 33, 346b] II-11
ponsmachine ponsmachine: põ̜nsmǝšīn (Well) Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345] II-11
ponsnippel pons: põ̜ns (Well), ponsnippel: põ̜nsnepǝl (Well) Het onderdeel van de ponsmachine waarmee het gat in het plaatmateriaal wordt geponst. Het bestaat uit een hardstalen pen met een massieve schacht, die eindigt in een hol uiteinde waarvan de omtrek geslepen is. Zie ook afb. 134. [N 33, 346a; N 64, 72] II-11
pook rakelijzer: rōͅkəlīzər (Well) pook [SGV (1914)] III-2-1
populier (alg.) peppel: pĕppele (Well) populier [SGV (1914)] III-4-3
postbode post: pōͅst (Well) postbode [RND] III-3-1