22310 |
proppenschieter |
proppenschieter:
proppeschīēter (L213p Well)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20911 |
pruim |
pruim:
proem (L213p Well)
|
I-7
|
21354 |
pruis |
pruis:
prŭŭs (L213p Well)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
21355 |
pruisen |
pruisen:
prŭŭsse (L213p Well)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18908 |
prutser |
sukkelaar:
sŭkkeler (L213p Well)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pymstijn (L213p Well)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
25014 |
punt, stip |
punt:
peunt (L213p Well, ...
L213p Well)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
31312 |
puntbeitel |
puntbeitel:
pønt˱bęjtǝl (L213p Well)
|
Puntige, smalle beitel, die wordt gebruikt bij het bewerken van harde metalen. [N 33, 111]
II-11
|
19079 |
raad |
raad:
toad (L213p Well)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|