20745 |
taart |
taart:
taart (L213p Well)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|
26305 |
taats van de kleine spil |
pineind:
pineind (L213p Well)
|
Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24]
II-3
|
26541 |
taatspot van de kleine spil |
taatspot:
taatspot (L213p Well)
|
De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21]
II-3
|
20891 |
tabak |
tabak:
tebak (L213p Well)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (L213p Well)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
24727 |
takken (coll.) |
tak (mv.):
täk (L213p Well)
|
takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
17760 |
tand |
tand:
taand (L213p Well, ...
L213p Well),
tând (L213p Well)
|
tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
taand (L213p Well)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
31212 |
tandrad, tandwiel |
kamwiel:
kamwīl (L213p Well)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|