18823 |
verdriet; verdriet doen |
chagrijn:
segrien (L213p Well),
leed:
līējd (L213p Well),
verdriet:
verdried (L213p Well)
|
leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L213p Well)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergoeie (L213p Well)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
vertelseltje:
vertelselke (L213p Well)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjōārdag (L213p Well)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
veije (L213p Well)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vreije (L213p Well)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
krimpen:
kreempe (L213p Well)
|
kleumen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (L213p Well)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuujper (L213p Well)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|