20390 |
bruiloft |
bruiloft:
brŭlft (L213p Well)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buuj (L213p Well),
regenbui:
rêgenbuuj (L213p Well)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
31267 |
buigijzer |
toren:
tǭrǝ (L213p Well)
|
Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55]
II-11
|
17634 |
buik |
buik:
boek (L213p Well, ...
L213p Well)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
pijn in de buik:
pien ien de boek (L213p Well)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
25058 |
bundel, bussel |
bos:
bos (L213p Well, ...
L213p Well)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L213p Well)
|
bunder [SGV (1914)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
ulk:
ulk (L213p Well, ...
L213p Well),
ulluk (L213p Well),
ŭlk (L213p Well)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21303 |
buskruit |
buskruit:
bŭskrut (L213p Well),
pulver (<lat.):
pŏlver (L213p Well)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bǫs (L213p Well)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|