25000 |
cirkel, kring |
kring:
kring (L213p Well)
|
kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
31437 |
cirkelzaag |
cirkelzaag:
sērkǝlzāx (L213p Well)
|
Stationaire machine die, afhankelijk van het soort zaagblad dat is gemonteerd, voor het zagen van diverse materialen kan worden gebruikt. Het cirkelvormige zaagblad van deze machine is doorgaans vertikaal onder de zaagbank geplaatst en steekt gedeeltelijk boven het werkblad uit. [N 33, 250; N 33, 330]
II-11
|
31453 |
combinatietang |
combinatietang:
kǫmbināsitaŋ (L213p Well)
|
Tang waarbij de gebruiksmogelijkheden van vasthouden, buigen en knippen van metaal gecombineerd zijn. De bekken van deze tang zijn voorzien van een getand plat deel en een rond gedeelte met tanden. Het onderste gedeelte van de bekken is als zijkniptang uitgevoerd. Aan weerszijden van het scharnier van de tang bevinden zich draadknippers. Zie ook afb. 149. [N 33, 166; N 64, 47c; monogr.]
II-11
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
kəmuu̯t (L213p Well)
|
commode [SGV (1914)]
III-2-1
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
afdeling soldaten
kompie (L213p Well),
gezelschap
kompenij (L213p Well)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
konzert (L213p Well)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
kongegasie (L213p Well)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
24327 |
daas (tabanidae) |
dees:
dääs (L213p Well)
|
daas (paardenvlieg) [SGV (1914)]
III-4-2
|
27184 |
dak |
dak:
dak (L213p Well)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|
24915 |
dal, vallei |
laagte:
lègt (L213p Well)
|
laagte [SGV (1914)]
III-4-4
|