21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
ilŭstraasie (L213p Well)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
17701 |
ingewanden |
ingewand:
iengewaand (L213p Well)
|
ingewanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
inkulǝ (L213p Well)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vørspanǝ (L213p Well)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaalte (L213p Well)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
zjalōērs (L213p Well)
|
jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hi is jurrig (L213p Well),
hij is jŭĕrrig (L213p Well)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L213p Well),
jĕs (L213p Well)
|
jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jicht (L213p Well)
|
jicht [SGV (1914)]
III-1-2
|