21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (L213p Well)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
oo kort
krŏŏm (L213p Well)
|
krom [SGV (1914)]
III-4-4
|
25011 |
krommen |
krommen:
krŏŏmme (L213p Well)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
krommen:
krŏŏmme (L213p Well),
ombuigen:
ŭmbuujge (L213p Well)
|
krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31349 |
krompasser |
kromme passer:
krom pęsǝr (L213p Well)
|
Passer met kromme benen waarmee de dikte van voorwerpen kan worden gemeten. Er bestaan twee uitvoeringen van de krompasser: één met veer en stelschroef en één met een scharnierpunt dat voldoende stroef is om de twee benen, na het uitzetten van de vereiste afmeting, in die stand vast te houden. De benen van de krompasser met stelschroef kunnen met een kartelmoer worden gefixeerd. Zie ook afb. 82. [N 33, 252c; N 64, 80b; N 66, 1b]
II-11
|
26454 |
kropgat |
kropgat:
kropgat (L213p Well)
|
Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h]
II-3
|
26077 |
kruias, kruirad |
haspel:
haspǝl (L213p Well)
|
Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.]
II-3
|
20805 |
kruidnagel |
kruidnagel:
kruutnêgel (L213p Well)
|
kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|
23336 |
kruidwijding |
onze-lieve-vrouwe-kruidwis:
O.L.Vrouwe kruudwis (L213p Well)
|
O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)]
III-3-3
|
22580 |
kruidwis |
els:
met lengteteken
èls (L213p Well),
mangelbladeren:
een paar halmen haver
mangelblôâr (L213p Well),
reinvaan:
reinvaan (L213p Well),
zelf:
met v-tje
zêlf (L213p Well)
|
Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)]
III-3-3
|