19015 |
kundig |
kundig:
kŭndig (L213p Well)
|
kundig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
køns(t)[mest] (L213p Well)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
19632 |
kussensloop |
kustijk:
køstīk (L213p Well)
|
kussensloop [SGV (1914)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
klapspaan:
klapspōān (L213p Well)
|
klappei [SGV (1914)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaad:
bijv.nmw
kwŏaj (L213p Well)
|
kwaadspreker [SGV (1914)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (L213p Well)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
kwaboal (L213p Well)
|
puitaal (kwabaal) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L213p Well)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kwij (L213p Well),
kwɛi̯ (L213p Well)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (L213p Well)
|
kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|