18881 |
liefkozen |
lief houden:
liefhalde (L213p Well)
|
liefkozen [SGV (1914)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
līēge (L213p Well)
|
liegen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lies (L213p Well)
|
lies [SGV (1914)]
III-1-1
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L213p Well)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
ligger:
ligger (L213p Well)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
buren
liekbèjers (L213p Well)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20186 |
lijkstro |
lijkstrooi:
je kumt van het bed op het stroi
liekstroi (L213p Well)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzendzaad:
lēzǝntzǭt (L213p Well)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijnzaadmeelwater:
lēzǝsmɛ̄ǝlwātǝr (L213p Well)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
liendeblad (L213p Well)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|