e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Well

Overzicht

Gevonden: 1884
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liniaal linie: lieniej (Well) liniaal [SGV (1914)] III-3-1
linkse boor linkse boor: lēŋksǝ bǭr (Well) Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a] II-11
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Well) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
lip lip: lip (Well, ... ) lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
lip van een hoefijzer lip: lep (Well) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
litteken litteken: litteiken (Well) litteken [SGV (1914)] III-1-2
lof lof: ət luf (Well) het lof [RND] III-3-3
long long: lŏŏnge (Well), Bij een varken: loews  lŏŏng (Well) long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
loodpan, gietlepel loodlepel: lōtlē̜pǝl (Well), smeltpan: smęltpan (Well) Soort pan of grote scheplepel met schenklip waarin soldeersel of lood gesmolten kan worden. Zie ook afb. 190a. De gietlepel is doorgaans een kleinere uitvoering van de loodpan. Hij wordt gebruikt om lood of soldeersel af te scheppen en te gieten. Vgl. afb. 190b-c. [N 33, 197; N 33, 310-311; N 64, 18a-b] II-11
loof blader: blaar (Well), loof: loewf (Well) bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)] III-4-3