22739 |
marmeren beeld |
beeld:
en marmere bilt (L213p Well)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
fluwijn:
fluwien (L213p Well)
|
marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mommegezicht:
mŏmmegezicht (L213p Well)
|
masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéézə (L213p Well)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L213p Well)
|
mazelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20925 |
mede |
bombaris:
bōmbaris (L213p Well)
|
mede (drank) [SGV (1914)]
III-2-3
|
26517 |
meelbak |
meelbak:
meelbak (L213p Well)
|
De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33]
II-3
|
26516 |
meelpijp, meelgoot |
meelpijp:
meelpijp (L213p Well)
|
De pijp of goot onder de molenstenen waardoor het meel naar beneden komt. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; Sche 55; Vds 159; Jan 167; Coe 152; Grof 176; monogr.]
II-3
|
26061 |
meelzolder |
maalzolder:
maalzolder (L213p Well)
|
De verdieping van de windmolen waar het meel wordt opgevangen. De meelzolder bevindt zich doorgaans onder de steenzolder. Het woordtype eerste zolder (l 265c) is van toepassing op de ɛmeelzolderɛ van een geïmporteerde Zaanse molen. Naast de steenzolder en de meelzolder is er in deze molen nog een derde zolder, namelijk die in de kop waar zich as en rondsel bevinden. Zie ook het lemma ɛgraanzolderɛ.' [N O, 27c; A 42A, 2; monogr.]
II-3
|
31358 |
meenemer |
metnemer:
metnēmǝr (L213p Well)
|
Metalen, oogvormig werktuig, onderdeel van de draaibank, dat op het te draaien voorwerp wordt gespannen en door de pen van de drijfplaat in beweging wordt gezet. Zie ook het lemma "drijfplaat", "klauwplaat" en afb. 91. [N 33, 229]
II-11
|