id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18791 | haken | crocheteren (<fr.): ch als Frans crochetére (Wellen), haken: crosjetére = handwerk huêken (Wellen) | Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] || Haken. [ZND 01 (1922)] III-1-3 |
28863 | haken en ogen | haak en oog: huwǝk ɛn ǫwx (Wellen), haken en ogen: hyǝk ɛn ǫwgǝ (Wellen), hø̄jk ɛn ǫwgǝ (Wellen) | Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7 |
33301 | hakken, wieden met de hak | krebberen: krɛbǝrǝ (Wellen) | Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5 |
33153 | haksel | gekapt stro: gekapt [stro] (Wellen), haksel: hɛksǝl (Wellen) | Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4 |
17810 | halen | halen: haole (Wellen), hālə (Wellen), hoale (Wellen) | halen [ZND 01 (1922)] || halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-1-2 |
21661 | halen en betalen | afbetalen: ps. omgespeld volgens Frings. ōͅfbətōͅələ (Wellen) | Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
20343 | half- of stiefbroer | stiefbroer: stief bruur (Wellen) | De zoon van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefbroer) [N 115 (2003)] III-2-2 |
20344 | half- of stiefzuster | stiefzuster: stief zuister (Wellen) | De dochter van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefzuster) [N 115 (2003)] III-2-2 |
18713 | halfhemd | devant (fr.): dəva͂ (Wellen) | devant: front, halfhemdje III-1-3 |
32034 | halfhoutse hoekverbinding | gewone verbinding: gǝwown vǝrbęjneŋ (Wellen) | Verbinding, waarbij twee stukken hout onder een hoek met behulp van een lip met elkaar verbonden worden. Zie ook afb. 130. Beide delen worden door middel van lijm, houtschroeven, spijkers of houten nagels vastgezet. [N 54, 51a] II-12 |