26785 |
inkuilen |
inbermen:
ęi̯njbɛrǝmǝ (Q078p Wellen),
inkuilen:
ę.njkǫulǝ (Q078p Wellen)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
25449 |
inkuipen |
opvullen:
opfø̄lǝ (Q078p Wellen)
|
De stukken vlees rangschikken in de houten kuip waarin ze bewaard worden. Volgens een aantal respondenten (L 163, 265, Q 118, 121, 198) worden de schenken op de bodem gelegd en daarbovenop het spek. Schouderstukken en poten worden ertussen gelegd (L 265). Bovenaan komen ook de ribben te liggen (L 330). [N 28, 111; monogr.]
II-1
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
ęi̯nlęgǝ (Q078p Wellen)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
21650 |
inmijner? (wbd) |
koper:
ps. omgespeld volgens Frings.
kø͂ͅi̯pər (Q078p Wellen)
|
Heeft men voor de persoon bedoeld in de vorige vraag nog een bepaalde naam? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29109 |
innemen |
innemen:
ęjnnęjmǝ (Q078p Wellen)
|
Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW]
II-7
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ē̜nsxitǝ (Q078p Wellen)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
de donder is ingevallen:
də doͅndər es eͅingəvàlə (Q078p Wellen),
de donder valt in:
də doͅndər vilt eͅin (Q078p Wellen)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
ęi̯.nspanǝ (Q078p Wellen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
22328 |
inzet bij het spel |
mise (fr.):
mi.js (Q078p Wellen),
pot:
pot (Q078p Wellen)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)] || Mise: Inzet bij een spel.
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaote (Q078p Wellen)
|
zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|