e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiel kiel: kiel (Wellen, ... ), kil (Wellen) hes (blauwe boerenkiel) [ZND 01 (1922)] || kiel [ZND 01 (1922)] || kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] III-1-3
kielgoot springkeper: spręjŋkęjpǝr (Wellen) Schuin aflopende dakgoot in de inspringende hoek tussen twee dakschilden. In Q 83 werd de kiel gevormd door twee ongeschaafde planken van 2 x 10 cm doorsnede, die V-vormig tegen elkaar werden geplaatst. Op de aldus gevormde ondergrond werd de zinklaag van de goot vastgehecht. [N 54, 171b; N 32, 43b; monogr.; div.] II-9
kielkeper kielkeper: kījǝlkęjpǝr (Wellen) De dakrib die in de binnenhoek van twee elkaar ontmoetende dakschilden wordt aangebracht. [N 32, 43b; N 54, 171a] II-9
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen kiemen: kimǝ (Wellen), schieten: sxī.tǝ (Wellen) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: kin (Wellen, ... ), Afl. kienen.  kin (Wellen) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] || Quine: Het kienspel. III-3-2
kienen kienen: Afl. sub quine.  kienen (Wellen), kienspel: kinspeeəl (Wellen) [Kienen]. || Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kienkaart kienkaart: kinkaat (Wellen) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kies baaktand: boakta-nd (Wellen), booektâ-n (Wellen, ... ), booktand (Wellen), bouktā-n (Wellen), ənə bo.ktant (Wellen), buiktand: [u.]  ne boektant (Wellen) baktand [ZND 01 (1922)] || baktanden (dikke tanden) [ZND m] || Baktanden (dikke tanden). [ZND 07 (1924)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)] III-1-1
kieskauwer gierbek: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  gierbek (Wellen), grommelpot: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  gruməlput (Wellen), keveraar: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kievereer (Wellen), keverbek: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kieverbek (Wellen), kniezer: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kniezer (Wellen) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieskauwerig fijngevallen: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  fêën gevalle (Wellen), gier: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  gier (Wellen) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3