25029 |
kleurx |
kleur:
kleujer (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
kleur (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
ps. of toch omspellen: [kl$?r]?
kloeyr (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kliere (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
sint-markoen:
sinte markoen (Q078p Wellen),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
hè hèt van t Sint Markoen (Q078p Wellen),
vuur van sint-markoen:
vuur van sinte marcoen (Q078p Wellen)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
klie-jeve (Q078p Wellen)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
veil:
-
vi:el (Q078p Wellen)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17736 |
klinken |
klinken:
klinke (Q078p Wellen)
|
Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
31497 |
klinknagel |
rivet:
rǝvęt (Q078p Wellen)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11
|
24536 |
klit |
klis:
klè-s (Q078p Wellen)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (Q078p Wellen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
keen:
kj‧an (Q078p Wellen),
wrang:
vrāg (Q078p Wellen)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klonk:
kloenk (Q078p Wellen),
kloenk(e) (Q078p Wellen)
|
klomp [ZND m] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
III-1-3
|