e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleurx kleur: kleujer (Wellen, ... ), kleur (Wellen, ... ), ps. of toch omspellen: [kl$?r]?  kloeyr (Wellen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kliere (Wellen, ... ), sint-markoen: sinte markoen (Wellen), De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  hè hèt van t Sint Markoen (Wellen), vuur van sint-markoen: vuur van sinte marcoen (Wellen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klieven klieven: klie-jeve (Wellen) Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] III-1-2
klimop veil: -  vi:el (Wellen) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klinken klinken: klinke (Wellen) Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)] III-1-1
klinknagel rivet: rǝvęt (Wellen) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
klit klis: klè-s (Wellen) klis [ZND 01 (1922)] III-4-3
kloeken kloeken: klukǝ (Wellen) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klokhuis keen: kj‧an (Wellen), wrang: vrāg (Wellen) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3
klomp klonk: kloenk (Wellen), kloenk(e) (Wellen) klomp [ZND m] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] III-1-3