26486 |
balanceren |
scharnieren:
sxǝrnīrǝ (Q078p Wellen)
|
Gezegd van de loper wanneer hij bij gebruik van een balanceerwerk goed in evenwicht ligt op het uiteinde van de kleine spil (bij windmolens) of het staakijzer (bij watermolens). [Vds 136; Jan 125; Coe 103; Grof 124]
II-3
|
21296 |
balans |
balans:
balāns (Q078p Wellen),
warsschei:
wi̯ā.ssxęi̯ (Q078p Wellen)
|
Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.]
I-13
|
18605 |
balein |
balein:
bəlɛ.jn (Q078p Wellen)
|
baleine: reep van een keurslijf...
III-1-3
|
26535 |
balk van de ijzeren licht |
houten balk:
hǭǝtǝ balǝk (Q078p Wellen)
|
IJzeren, in P 195 en Q 78 houten balk, als onderdeel van de ijzeren licht, waar in watermolens het stalen blok van het staakijzer op rust. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvonderbalkɛ.' [Coe 127; Grof 150; N O, 23b; A 42A, 26]
II-3
|
26344 |
balken |
balken:
balǝkǝ (Q078p Wellen)
|
De zware balken waaruit de vloer is opgebouwd. In P 57 was zoɛn balk ongeveer 10 cm dik en 18 cm breed. Zie ook afb. 67.' [Vds 29; Jan 28; Grof 32]
II-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
balkəbrēͅ (Q078p Wellen)
|
balkenbrij [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
30426 |
balklaag, roostering |
bruggen:
brø̄gǝ (Q078p Wellen)
|
De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.]
II-9
|
17716 |
balzak |
zak:
zak (Q078p Wellen)
|
balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34084 |
banden |
pezen:
pēi̯zǝ (Q078p Wellen),
pęi̯zǝ (Q078p Wellen)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
18848 |
bangerik |
bange, een -:
bange (Q078p Wellen)
|
Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)]
III-1-4
|