e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostganger kostganger: kooasgenger (Wellen), kosgenger (Wellen), kosgɛŋər (Wellen), kôsgenger (Wellen) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] || kostganger [ZND 01 (1922)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Wellen) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrbənōͅt (Wellen), kotelet: kortəl’eͅtə (Wellen) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer domplucht: dumploͅux (Wellen), mistig (weer): mistəg (Wellen), mistige lucht: mistegə loͅux (Wellen), triestig (weer): trestəx weͅjər (Wellen), zeikweer: zik weər (Wellen) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken veel wind maken: vuil wijnt moake (Wellen) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koude mist koude domplucht: kà dumploͅux (Wellen), zware lucht: zwor loͅux (Wellen) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: be͂ͅs (Wellen), knabenwind: correct overgenomen.  knàbəwēͅjənt (Wellen) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kaadvuur (Wellen) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2
kous: algemeen kous: ko:əs (Wellen), kooas (Wellen), kooes (Wellen), kos (Wellen), de klank ligt tussen oo en ou in  koes (Wellen) kous [ZND 01 (1922)] || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenband kousband: kooasband (Wellen) kousenband [ZND 01 (1922)] III-1-3