21339 |
kostganger |
kostganger:
kooasgenger (Q078p Wellen),
kosgenger (Q078p Wellen),
kosgɛŋər (Q078p Wellen),
kôsgenger (Q078p Wellen)
|
een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] || kostganger [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (Q078p Wellen)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kɛrbənōͅt (Q078p Wellen),
kotelet:
kortəl’eͅtə (Q078p Wellen)
|
karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
domplucht:
dumploͅux (Q078p Wellen),
mistig (weer):
mistəg (Q078p Wellen),
mistige lucht:
mistegə loͅux (Q078p Wellen),
triestig (weer):
trestəx weͅjər (Q078p Wellen),
zeikweer:
zik weər (Q078p Wellen)
|
mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19276 |
koude drukte maken |
veel wind maken:
vuil wijnt moake (Q078p Wellen)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
25235 |
koude mist |
koude domplucht:
kà dumploͅux (Q078p Wellen),
zware lucht:
zwor loͅux (Q078p Wellen)
|
gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
bijs:
be͂ͅs (Q078p Wellen),
knabenwind:
correct overgenomen.
knàbəwēͅjənt (Q078p Wellen)
|
koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kaadvuur (Q078p Wellen)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18195 |
kous: algemeen |
kous:
ko:əs (Q078p Wellen),
kooas (Q078p Wellen),
kooes (Q078p Wellen),
kos (Q078p Wellen),
de klank ligt tussen oo en ou in
koes (Q078p Wellen)
|
kous [ZND 01 (1922)] || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
kousband:
kooasband (Q078p Wellen)
|
kousenband [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|