e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussensloop kussenkleed: køsəklēt (Wellen, ... ), kuswindel: køsweͅŋəl (Wellen, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kwaadspreekster kwaaitong: kooetoëng (Wellen), kooitoong (Wellen), kwatoong (Wellen), vuiltong: vø̄l tō əwŋ (Wellen) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaadspreker kwaaitong: kooëtong (Wellen) kwaadspreker [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwaal kwaal: koewel (Wellen) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
kwaken kwaken: kwākǝ (Wellen) Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Wellen) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwalijk nemen het kwaad oppakken: ook materiaal znd 29, 19  kūət (opgepakt) (Wellen), het kwalijk opnemen: ook materiaal znd 29, 19  koelek (opgenome) (Wellen), kooilik (opgenoome) (Wellen) kwalijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwartel kwakkel: kwakkel (Wellen, ... ), vdBerg; omgesp.  kwakəl (Wellen) kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: ps. omgespeld volgens Frings.  kwartšə (Wellen) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
kweek hondstand: hǫnstānt (Wellen), kweekgras: kwikgrǭǝs (Wellen), pessem: pęsǝm (Wellen), pettem: pɛtǝm (Wellen), pettemen: pɛtǝmǝ (Wellen), pɛtəmə (Wellen), puimen: pei̯mǝ (Wellen) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)] I-5, III-4-3