e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leren naaien leren lappen: li-jǝrǝ lapǝ (Wellen) Het vak van naaister leren. [N 62, 1f] II-7
leren schede leren bot: [leren] bot (Wellen) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leugen leugen: da’s èn leuəge (Wellen), luigen (Wellen) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leunstoel leunstoel: lēnstuəl (Wellen, ... ), zetel: zēͅtəl (Wellen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder bedelaar: bedəleər (Wellen), ps. omgespeld volgens Frings.  beͅdəleͅr (Wellen), colporteur (fr.): colporteur (Wellen), leurder: leurder (Wellen), ps. omgespeld volgens Frings.  l"ərdər (Wellen), moesjiemasjie: vroeger  moezemachie (Wellen), rondloper: rondleuper (Wellen) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren bedelen gaan: ps. omgespeld volgens Frings.  beͅdələ goͅn (Wellen), reizen: ps. omgespeld volgens Frings.  rēͅi̯zə (Wellen), voyageren (<fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  vujəšēəzə (Wellen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  lejve (Wellen), leven (Wellen) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: lejve (Wellen), leve (Wellen), leven (Wellen) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2
levend vlees onder de huid vlees: vlees (Wellen) Levend vlees onder de huid (het leven, ruw vlees, bloedvlees). [N 109 (2001)] III-1-1
leverpastei leverpat: liɛvərpə’teͅi (Wellen) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3