e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loof van de bieten afplukken bladeren: blǭrǝ (Wellen) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
looien vetten: vɛtǝ (Wellen) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loon daghuur: ps. omgespeld volgens Frings.  dōͅxhyər (Wellen), trek: ps. omgespeld volgens Frings.  treͅk (Wellen) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loonstoken stoken: stǫǝkǝ (Wellen) Stroop fabriceren tegen betaling. In L 295 bracht de boer fruit, bieten en lege potten. Hij kreeg de met stroop gevulde potten terug en betaalde het loon aan de stroopstoker. [N 57, 3a] II-2
loop van een geweer loop: loup van e gewé-r (Wellen) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
loops lopig: lø͂ͅu̯pex (Wellen, ... ), rijig: rei̯ex (Wellen) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje floot: fleut (Wellen), poot: pouët (Wellen), scheut: scheuet (Wellen) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: lopən (Wellen), lou-pe (Wellen), loupe (Wellen), loupə (Wellen), lŏŏepe (Wellen), lŏŭpe (Wellen), lǫu̯pǝ (Wellen) de jongens lopen op stelten (stok met voetplankje) [ZND 07 (1924)] || lopen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
loper draaier: drɛǝr (Wellen) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losplaats tap: Aan een ontlening aan het Waals moet m.i. de voorkeur gegeven worden omdat de betrekkingen tussen Vlaamse en Waalse duivenmelkers zeer talrijk zijn. Phonetisch kan een ontlening aan het Fr. nochtans gerechtvaardigd worden.  tap (Wellen) Tape: Vertrekpunt van een duivenwedstrijd. III-3-2