id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19546 | olielamp | olielamp: oͅləlamp (Wellen), smoutlamp: smātlamp (Wellen), wiekje: olielamp met vlottertje waar wiekje doorstak wekskə (Wellen) | lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1 |
26677 | oliemolen | slagmolen: slǭ.x[molen] (Wellen), slǭx[molen] (Wellen) | Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3 |
17916 | omarmen | overarmvollen: euverelveren (Wellen) | Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)] III-1-2 |
33745 | omheinen | afpalen: āfpǭlǝ (Wellen), rek maken: ręk mǭkǝ (Wellen) | Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8 |
19711 | omheining | rek: ręk (Wellen) | De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8 |
17850 | omhooggaan | bovenop gaan: bovenop goan (Wellen) | Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)] III-1-2 |
33792 | omhulsel van het teellid | sluif: slő̜u̯f (Wellen) | Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9 |
31423 | omslagboor | wiemelsboor: wimǝls˱bōǝr (Wellen), zwong: zwǫwŋ (Wellen) | Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.] II-12 |
18188 | omslagdoek (alg.) | slat: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed. slât (Wellen) | Doek, die om de schouders wordt geslagen (fr. châle). [ZND 05 (1924)] III-1-3 |
34211 | omweiden | herweiden: hęrwējǝ (Wellen), herzetten: hęrzētǝ (Wellen) | Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11 |