e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ooievaar ooievaar: ooievaor (Wellen), oëvoar (Wellen), vdBerg; omgesp.  ōi̯əvōͅu̯ər (Wellen) ooievaar [ZND 48 (1954)] || ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)] III-4-1
oom nonk: noenk (Wellen), nounk (Wellen, ... ), nóónk (Wellen) hoe heet de broeder van uw vader of moeder? [ZND 48 (1954)] || oom [ZND 11 (1925)] III-2-2
oor oor: oor (Wellen), uurə (Wellen), őu̯ǝr (Wellen) Oor (orgaan van het gehoor; het of de ...) kleine oortjes. [ZND 05 (1924)] || oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oorknop knopje: knupke (Wellen) Oorknop. Sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 114 (2002)] III-1-3
oorlel lel: lel (Wellen) Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)] III-1-1
oorring oorbel: owerbel (Wellen) Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] III-1-3
oorveeg oorveeg: oorveeg (Wellen, ... ) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Wellen) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
op bedevaart gaan bedevaart gaan: bjoaved gaon (Wellen), vèi gaon bjooved (Wellen), bedewegen gaan: vi goan bɛiwiəjgə (Wellen) Bedevaren. [ZND 01 (1922)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de borrel gaan voor een kleine komen: vǫrnǝ klęnǝ kōmǝ (Wellen), voor een witte komen: vǫrnǝ wetǝ kōmǝ (Wellen) Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4] II-1