22581 |
op de dril zetten (1 april) |
op de dril schikken:
iemand op den dril schikke (Q078p Wellen)
|
de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17935 |
op de loop gaan |
lopen gaan:
lou-pe goan (Q078p Wellen),
op de loop gaan:
op de loop goan (Q078p Wellen),
schampavie spelen:
WNT: schampavie. Alleen in de verbindingen schampavie spelen, zich wegpakken, de plaat poetsen, uitknijpen en schampavie zijn, er van door zijn.
schampavíe spelen (Q078p Wellen)
|
op de loop gaan [ZND 30 (1939)] || op den loop gaan [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
markten:
ps. omgespeld volgens Frings.
mēͅətə goͅn (Q078p Wellen),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de @ staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken en heb alleen de "@"omgespeld.
meͅ~tə (Q078p Wellen)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22682 |
op de vingers fluiten |
fluiten:
flui-je-te (Q078p Wellen)
|
op de vingers fluiten [schuffelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32922 |
op heukelingen zetten, zwelen |
op heukels zetten:
ǫp [heukels] ˲zętǝ (Q078p Wellen),
opzetten:
ǫp˲zętǝ (Q078p Wellen)
|
Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.]
I-3
|
33851 |
op hol slaan |
lopen gaan:
lǫu̯pǝ gǫ.nj (Q078p Wellen)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
32927 |
op oppers zetten, opperen |
op grote mijten zetten:
ǫp grōu̯tǝ [mijten] ˲zętǝ (Q078p Wellen),
opzetten:
ǫp˲zętǝ (Q078p Wellen)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
32920 |
op rijen zetten |
inscharren:
ęi̯.nsxē̜rǝ (Q078p Wellen)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
26281 |
op steek zetten |
de steek geven:
dǝ stīk gēǝvǝ (Q078p Wellen)
|
Kammen op de juiste afstand van elkaar op het rad bevestigen en op een met behulp van een passer aangebrachte lijn afsnijden. [Vds 93; Jan 111; Coe 87; Grof 111]
II-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
de jongens lou-pen op ste-lte (Q078p Wellen)
|
De jongens lopen op stelten (stok met voetplankje). [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|