34046 |
pasgeboren kalf |
nuchtere mutten:
nø̄xtǝrǝ mui̯tǝ (Q078p Wellen)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
29025 |
pasklaar |
mikkensvaardig:
mekǝsvjadǝx (Q078p Wellen)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
28944 |
pasmodel |
maathemd:
mǭthemǝ (Q078p Wellen)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
28844 |
passement |
galon:
gǝlǭŋ (Q078p Wellen)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
mikken:
mekǝn (Q078p Wellen),
mik (Q078p Wellen),
mikke (Q078p Wellen),
mikken (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-7, III-1-3
|
33561 |
pastinaak |
pastenaken:
pastenâ-ke (Q078p Wellen)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
de pastooer (Q078p Wellen),
de pastoor (Q078p Wellen),
pastu.ur (Q078p Wellen)
|
pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
poͅ:ətər (Q078p Wellen)
|
pater [RND]
III-3-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
vdBerg; omgesp.
pətrēi̯š (Q078p Wellen)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28832 |
patroon, dessin |
dessin:
dɛsęjn (Q078p Wellen),
tekening:
tęjkǝneŋ (Q078p Wellen)
|
Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW]
II-7
|