e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijgsteek driegsteek: drīxstīk (Wellen), rijgsteek: rēxstīk (Wellen), trochelsteek: troxǝlstīk (Wellen) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijk zijn er warm in zitten: ps. omgespeld volgens Frings.  tər weͅrm eͅinzetə (Wellen), in het geld zwemmen: ps. omgespeld volgens Frings.  en ’t xeͅlt zwəmə (Wellen), veel poen hebben: ps. omgespeld volgens Frings.  vøyl pūn həbə (Wellen), vøyl pūən həbə (Wellen), vø͂ͅi̯l pun (Wellen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: rīgdum (Wellen) rijkdom [RND] III-3-1
rijke lieden rijke mensen: rè-ke minse (Wellen) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
rijksveldwachter bode: boue (Wellen) Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): enne djenderm (Wellen) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijn blokje ijzer: blø̜kskǝ ęǝzǝr (Wellen) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijp rijp: reep (Wellen) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen ijzelen: hēͅjzələ (Wellen), rijmen: re͂ͅmə (Wellen) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx rijm: rēͅm (Wellen), re͂ͅm (Wellen), rè-ëm (Wellen) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] III-4-4