17884 |
rukken |
roffen:
rooeffe (Q078p Wellen)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34024 |
rund |
rindsbeest:
rɛnsbēs (Q078p Wellen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzelvlieg:
horzelvlieg (Q078p Wellen)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknook:
mōͅəknyøk (Q078p Wellen)
|
worm vdit laatste insec [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
beesten:
bęstǝ (Q078p Wellen),
koestal:
kosta.l (Q078p Wellen)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rupsel:
roĕpsel (Q078p Wellen)
|
rups [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
18119 |
ruw |
opengekipt:
mè vel is opgekipt (Q078p Wellen)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
das enne roue kadee (Q078p Wellen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
processie (<lat.):
algemene naam percē`s (Q078p Wellen)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
28592 |
salpeter |
salpeter:
solpęjtǝr (Q078p Wellen)
|
Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b]
II-6
|