e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schroefblok spil: spel (Wellen) Het vierkante metalen blokje rond de schroefdraad van de pers. Zie afb. 19. [N 57, 12b] II-2
schroeien russen: rüsse (Wellen, ... ), snerken: snurke (Wellen, ... ) schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)] III-2-1
schuchter bleu: ook materiaal znd 21, 36  bleuj (Wellen), blø̄i̯ (Wellen), blode: ook materiaal znd 21, 36  blooi (Wellen), verlegen: ook materiaal znd 21, 36  verlége (Wellen) schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)] III-1-4
schudden met de riek schudden: sxø̜dǝ (Wellen) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuier klederborstel: klēərboͅsəl (Wellen), klɛi̯rboͅsəl (Wellen, ... ) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schuifgrendel schoude-tje: sxākǝ (Wellen) Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9
schuilgaan van de maan stekt haar eweg: stek ər aweͅx (Wellen) baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schuim schuim: sxoǝm (Wellen) Het schuim dat zich vormde op de kokende stroop. [N 57, 27a] II-2
schuimbeestje spuw: speuw (Wellen) stengelschuim: Kent u in uw dialect een woord voor het schuim op plantenstengels, waar een klein groen beestje in zit? Het schuim lijkt op een kloddertje spuug, hetgroene insectje houdt er zich in schuil. [N100 (1997)] III-4-2
schuimdek schuim: sxom (Wellen) De laag schuim die zich vormt op de gistende wort. [N 35, 71] II-2