34055 |
springstier |
springduur:
sprɛ.ŋdyi̯ǝr (Q078p Wellen)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sproetels (Q078p Wellen)
|
Sproet (sproetelen, sproonselen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
vinkelhout rapen:
finkelhout roape (Q078p Wellen)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21545 |
sprookje |
sage:
en zaaeg (Q078p Wellen)
|
hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
18066 |
spruw |
meelmond:
meelmondje bij een baby
miejelmond (Q078p Wellen)
|
Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel, mondzeer). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
spuiten:
spuite (Q078p Wellen)
|
Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
staakijzer:
stǭkęǝzǝr (Q078p Wellen)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
21526 |
staal |
staal:
stoe-ël (Q078p Wellen)
|
Staal (monster). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
17819 |
staan |
staan:
ston (Q078p Wellen),
stouen (Q078p Wellen)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stat (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
stát (Q078p Wellen),
staat:
stat (Q078p Wellen),
staatje:
stetje (Q078p Wellen),
varkensstaart:
vɛrǝkǝsstat (Q078p Wellen)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-12, I-9, III-4-2
|