e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
springstier springduur: sprɛ.ŋdyi̯ǝr (Wellen) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sproeten sproetelen: sproetels (Wellen) Sproet (sproetelen, sproonselen). [N 109 (2001)] III-1-1
sprokkelen vinkelhout rapen: finkelhout roape (Wellen) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)] III-1-2
sprookje sage: en zaaeg (Wellen) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
spruw meelmond: meelmondje bij een baby  miejelmond (Wellen) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel, mondzeer). [N 107 (2001)] III-1-2
spuiten spuiten: spuite (Wellen) Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
staakijzer van de watermolen staakijzer: stǭkęǝzǝr (Wellen) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staal staal: stoe-ël (Wellen) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staan staan: ston (Wellen), stouen (Wellen) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2
staart staart: stat (Wellen, ... ), stát (Wellen), staat: stat (Wellen), staatje: stetje (Wellen), varkensstaart: vɛrǝkǝsstat (Wellen) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-12, I-9, III-4-2