| 18014 |
stikken |
stikken:
stekǝ (Q078p Wellen),
stikken (Q078p Wellen),
verstikken:
verstikke (Q078p Wellen)
|
Naaien met de stiksteek. Zie ook het lemma ɛstiksteekɛ.' [N 62, 9; L 31, 46; Gi 1.IV, 16; MW] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
II-7, III-1-2
|
| 28975 |
stiksteek |
stiksteek:
stekstik (Q078p Wellen)
|
Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46]
II-7
|
| 34018 |
stilstaan |
hou:
hǭu̯ (Q078p Wellen),
ju(j):
jȳi̯ (Q078p Wellen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
| 17738 |
stinken |
stinken:
stinke (Q078p Wellen)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
| 24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
vrattekraut (Q078p Wellen),
vrattenkroet (Q078p Wellen)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
| 19708 |
stoel |
stoel:
stuəl (Q078p Wellen)
|
stoel [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
| 21226 |
stoep |
trottoir:
trottoir (Q078p Wellen)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
| 19857 |
stoep, trottoir |
trottoir:
trottoir (Q078p Wellen)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
| 18775 |
stof |
stof:
stǫwf (Q078p Wellen),
stub:
støp (Q078p Wellen)
|
Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] || stof [ZND 07 (1924)]
II-7, III-2-1
|
| 19659 |
stofblik |
palet:
pelét (Q078p Wellen),
vuilblik:
veuwelblek (Q078p Wellen)
|
Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|