id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18014 | stikken | stikken: stekǝ (Wellen), stikken (Wellen), verstikken: verstikke (Wellen) | Naaien met de stiksteek. Zie ook het lemma ɛstiksteekɛ.' [N 62, 9; L 31, 46; Gi 1.IV, 16; MW] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] II-7, III-1-2 |
28975 | stiksteek | stiksteek: stekstik (Wellen) | Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7 |
34018 | stilstaan | hou: hǭu̯ (Wellen), ju(j): jȳi̯ (Wellen) | Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10 |
17738 | stinken | stinken: stinke (Wellen) | Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)] III-1-1 |
24565 | stinkende gouwe | wrattenkruid: vrattekraut (Wellen), vrattenkroet (Wellen) | schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3 |
19708 | stoel | stoel: stuəl (Wellen) | stoel [ZND 07 (1924)] III-2-1 |
21226 | stoep | trottoir: trottoir (Wellen) | stoep [ZND 07 (1924)] III-3-1 |
19857 | stoep, trottoir | trottoir: trottoir (Wellen) | stoep [ZND 07 (1924)] III-2-1 |
18775 | stof | stof: stǫwf (Wellen), stub: støp (Wellen) | Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] || stof [ZND 07 (1924)] II-7, III-2-1 |
19659 | stofblik | palet: pelét (Wellen), vuilblik: veuwelblek (Wellen) | Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [ZND 21 (1936)] III-2-1 |