18072 |
struma |
krop:
krop (Q078p Wellen)
|
Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
30557 |
stucadoor |
plafonneur:
plafǫnø̜jǝr (Q078p Wellen)
|
Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.]
II-9
|
25138 |
stuifsneeuw |
poedersneeuw:
pujərsnə(u)w (Q078p Wellen),
stubsneeuw:
stəpsnoͅw (Q078p Wellen)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
22362 |
stuiken |
stoten:
stowte (Q078p Wellen)
|
knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
convulsies:
convultjes (Q078p Wellen)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25375 |
stuiptrekken |
bibbelen:
bebǝlǝ (Q078p Wellen)
|
Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.]
II-1
|
17642 |
stuitbeen |
staartschroef:
statschroef (Q078p Wellen)
|
Stuitbeen (staartbeen, votknook). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stubben:
stubbe (Q078p Wellen),
stəbə (Q078p Wellen),
stəbə, stəbtə, gəstəbt (Q078p Wellen)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
ps. omgespeld volgens Frings.
støvər (Q078p Wellen)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34023 |
stuks -vee |
koebeesten:
kōǝbęstǝ (Q078p Wellen),
stuks (vee):
støks (Q078p Wellen)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|